De Wet VBAR zou meer duidelijkheid moeten gaan bieden over de vraag wanneer sprake is van een arbeidsovereenkomst en wanneer gewerkt wordt als zelfstandige. Dit om schijnzelfstandigheid tussen een werknemer en werkgever te voorkomen en om de echte zelfstandige meer duidelijkheid te geven over de ruimte om als zelfstandige te kunnen werken.
De Hoge Raad heeft op prejudiciële vragen in de zaak Uber geantwoord dat alle gezichtspunten zoals weergegeven in het Deliveroo-arrest even belangrijk zijn. Dit betekent dat ook het gezichtspunt ‘extern ondernemerschap’ volwaardig meeweegt. De minister van Sociale Zaken en Werkgelegenheid gaat daarom het wetsvoorstel VBAR aanpassen. In het oorspronkelijke wetsvoorstel woog het extern ondernemerschap namelijk nog niet volwaardig mee.
De WZOP-toets in het wetsvoorstel VBAR verduidelijkt wanneer gewerkt kan worden als zelfstandige en wanneer niet. De toets bestaat uit drie elementen:
In het oorspronkelijke wetsvoorstel Wet VBAR werd het laatste punt, het extern ondernemerschap, pas meegenomen als de elementen werknemerschap en zelfstandigheid niet tot een doorslaggevend oordeel over de arbeidsrelatie leiden. De minister gaat dit aanpassen, zodat het extern ondernemerschap volwaardig gaat meewegen, naast het element werknemerschap en zelfstandigheid.
Let op! Het gewijzigde wetsvoorstel kan naar verwachting voor de zomer aan de Tweede Kamer worden aangeboden. De beoogde inwerkingtreding van de Wet VBAR blijft 1 januari 2026.
Voor meer details of vragen naar aanleiding van dit nieuwsartikel, nodigen wij u uit om contact op te nemen met een van onze deskundige adviseurs.
Het Spijk 32, 8321 WT Urk
0527 681 726